Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 1 augustus 2014 een eerder besluit van het Uwv over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant had bevestigd. Appellant, die sinds 3 juni 2008 arbeidsongeschikt is door schouderklachten, had in 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Deze uitkering werd in 2013 beëindigd omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant verzocht het Uwv om een herkeuring wegens verslechtering van zijn gezondheid, maar het Uwv verklaarde dit verzoek ongegrond. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn verzoek om herkeuring moest worden opgevat als een verzoek om herziening van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaarde, omdat appellant pas na het verstrijken van de beroepstermijn beroep had ingesteld. De Raad bevestigde ook dat het verzoek om herkeuring niet als een verzoek om herziening kon worden opgevat, maar dat het Uwv op zorgvuldige wijze had gehandeld bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, moest worden bevestigd en dat er geen grond was voor de gevraagde wettelijke rente. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken op 20 mei 2015.