ECLI:NL:CRVB:2015:1755
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstand van appellant, die op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) bijstand ontving. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant ontving bijstand als alleenstaande, maar er ontstond twijfel over de rechtmatigheid van deze bijstand na het niet verschijnen op oproepingen van de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam. Een onderzoek wees uit dat appellant geen melding had gemaakt van bijschrijvingen op zijn bankrekening, die afkomstig waren van zijn broer en zus. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam herzag de bijstand over een periode van meer dan een jaar en vorderde een bedrag van € 2.815,40 terug van appellant, omdat hij de wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat de bedragen die hij ontving, geldleningen waren van zijn broer en zus, en dat hij bewijsstukken had overgelegd waaruit bleek dat deze bedragen deels waren terugbetaald. De Raad overweegt dat kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van een bijstandontvanger in beginsel als middelen worden aangemerkt. De Raad concludeert dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze bedragen niet te melden, en dat het college bevoegd was om de bijstand te herzien. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.