ECLI:NL:CRVB:2015:1646
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werkgeefster in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de loonsanctie opgelegd aan appellante, een werkgeefster, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de re-integratie-inspanningen van appellante voor een werknemer die sinds 26 april 2010, als gevolg van whiplashklachten, uitgevallen was. Het Uwv had op 23 februari 2012 besloten het tijdvak waarin de werknemer recht had op loon tijdens ziekte te verlengen met 52 weken, omdat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat de re-integratieactiviteiten van appellante niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Noord-Nederland bevestigde in haar uitspraak van 4 juli 2013 dat de re-integratie-inspanningen van appellante onvoldoende waren. Appellante was van mening dat zij wel degelijk voldoende inspanningen had verricht, maar de rechtbank oordeelde dat de gesprekken met de werknemer pas vijftien maanden na de ziekmelding waren gestart en dat de bedrijfsarts niet adequaat had gehandeld.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraken bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de re-integratie bij appellante ligt en dat zij verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de diensten van ingeschakelde deskundigen, zoals de bedrijfsarts. De Raad oordeelde dat er geen deugdelijke grond was voor het niet verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen en dat de medische beoordeling door het Uwv juist was. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.