ECLI:NL:CRVB:2013:2124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en bijzondere omstandigheden bij aanvraag WWB
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013, betreft het een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak draait om de ingangsdatum van de bijstand voor betrokkene, die zich op 6 juni 2011 had gemeld voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Betrokkene had eerder bijstand ontvangen op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) tot en met 25 november 2010. Het college had bij besluit van 1 juli 2011 bijstand toegekend met ingang van 10 juni 2011, maar dit besluit werd door de rechtbank vernietigd, waarbij werd geoordeeld dat betrokkene recht had op bijstand vanaf 26 november 2010, gezien haar lichamelijke en psychische klachten.
In hoger beroep stelde het college dat betrokkene niet voldoende had aangetoond dat zij in de periode van 26 november 2010 tot 6 juni 2011 niet in staat was om een aanvraag in te dienen. De Raad oordeelde echter dat er voldoende bewijs was van bijzondere omstandigheden die afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigden dat bijstand niet verleend wordt over een periode voorafgaand aan de aanvraagdatum. De Raad concludeerde dat betrokkene in een zodanige toestand verkeerde dat zij niet in staat was om tijdig bijstand aan te vragen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het college in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 944,-. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager bij het toekennen van bijstand.