In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van Nijmegen, waarbij appellant 90 minuten huishoudelijke hulp per week was toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat hij recht heeft op 180 minuten hulp per week, gezien de beperkingen van zowel hemzelf als zijn partner. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college ten onrechte een korting van 50% op de standaardnorm van 180 minuten heeft toegepast, op de grond dat appellant en zijn partner samen in staat zouden zijn om de helft van het huishoudelijke werk te doen. De Raad heeft de rapporten van de artsen P.J. Beks en het Welpart-rapport vergeleken en geconcludeerd dat de beperkingen van de partner van appellant zodanig zijn dat zij niet in staat is om een deel van het zware huishoudelijke werk te verrichten. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en bepaald dat appellant recht heeft op 180 minuten huishoudelijke hulp per week voor de periode van 25 januari 2012 tot en met 24 januari 2014. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 4398,46 bedragen.