ECLI:NL:CRVB:2015:159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kwijtschelding van vorderingen op grond van ten onrechte verleende bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om kwijtschelding van een vordering op grond van ten onrechte verleende bijstand af te wijzen, ongegrond zijn verklaard. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar haar bijstand werd ingetrokken wegens een verzwegen gezamenlijke huishouding met appellant. Het college heeft de kosten van de ten onrechte verleende bijstand teruggevorderd, wat leidde tot loonbeslag op het inkomen van appellant. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar deze zijn niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep stellen appellanten dat hun toenmalige advocaat nalatig is geweest, wat hen heeft benadeeld in de procedure. De Raad overweegt dat de nalatigheid van de advocaat voor risico van appellanten komt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beleid af te wijken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.