ECLI:NL:CRVB:2015:1587
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, maar deze was in 2003 beëindigd. Na een aantal rechtszaken en aanvragen voor herziening, diende appellant in 2012 een aanvraag in voor een WIA-uitkering, die door het Uwv werd afgewezen op basis van de conclusie dat hij geschikt was voor zijn eigen werk. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek had verricht en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed onderbouwd was. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere beoordelingen zou kunnen ondermijnen. Appellant had aangevoerd dat zijn psychische en fysieke klachten onvoldoende waren meegewogen, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsarts rekening had gehouden met deze klachten en dat de voorgehouden functies niet de belastbaarheid van appellant overschreden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een onafhankelijk medisch deskundige af, omdat appellant niet had aangetoond dat de medische beoordeling onjuist was.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de noodzaak voor appellanten om nieuwe, relevante informatie aan te leveren die de eerdere beoordelingen kan beïnvloeden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af.