ECLI:NL:CRVB:2012:BX6749

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-432 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • T. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft verzoeker A. te B. een verzoek tot herziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Raad van 30 december 2011. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 21 van de Beroepswet in combinatie met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 september 2012 uitspraak gedaan en het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die niet eerder bekend waren bij verzoeker en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden.

De procedure begon met een verzoek van A. te B. om herziening van de uitspraak van de Raad, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. De Raad bevestigde dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak. Verzoeker had in zijn verzoek herhaald wat hij eerder had aangevoerd, maar de Raad oordeelde dat de ingediende stukken geen nieuwe informatie bevatten die relevant was voor de herziening.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat de argumenten van verzoeker niet volstaan om het verzoek om herziening te honoreren. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T. Hoogenboom en griffier Z. Karekezi.

Uitspraak

12/432 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 december 2011, 11/3510 WAO
Partijen:
[A. te B.] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 7 september 2012.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft om herziening verzocht.
Bij brief van 2 maart 2012 heeft mr. D. Matadien, advocaat, zich als gemachtigde van verzoeker gesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingebracht.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 10 augustus 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. Matadien. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.M. Huijzer.
OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren, noch ook om een discussie over de betrokken zaak te openen. Dit volgt onder meer uit de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2003, LJN AN7982.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, gepubliceerd onder LJN BV0034, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2011, 11/542 bevestigd. Bij deze uitspraak heeft de rechtbank het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit van 13 januari 2011 van het Uwv ongegrond verklaard. Met dit besluit heeft het Uwv de weigering om verzoeker met toepassing van artikel 43a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in aanmerking te brengen voor een uitkering gehandhaafd.
3. Het herzieningsverzoek strekt ten betoge dat er feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan de in 2 genoemde uitspraak van de Raad dient te worden herzien. Daarbij heeft verzoeker in den brede herhaald hetgeen hij eerder in de procedure (onder nummer 11/3510 WAO) naar voren heeft gebracht.
4.1. De brieven van verzoeker van 6 maart 2012, 2 april 2012, 24 juli 2012 en 26 juli 2012 noch hetgeen door en namens verzoeker ter zitting naar voren is gebracht bevatten feiten of omstandigheden die hem vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder b, van de Awb. De als bijlage bij die brieven gevoegde (medische) informatie die verzoeker heeft overgelegd zijn evenmin als zodanig te beschouwen. Alle gronden en argumenten van verzoeker hebben tot doel de onjuistheid van het in de desbetreffende uitspraak neergelegde oordeel van de Raad aan te tonen, op grond van al hetgeen al voor die uitspraak bekend was en aldus een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren.
4.2. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 wordt het verzoek afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 september 2012.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) Z. Karekezi
IvR