ECLI:NL:CRVB:2015:1536
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAZ-uitkering van een directeur-grootaandeelhouder en de toepassing van artikel 58 WAZ
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de WAZ-uitkering van appellant, die als directeur-grootaandeelhouder (dga) van een vennootschap was uitgevallen. Appellant ontving een WAZ-uitkering die laatstelijk was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%. Het Uwv heeft echter bij besluit van 16 november 2012 de WAZ-uitkering van appellant met toepassing van artikel 58 van de WAZ verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35% en een bedrag van € 9.975,59 teruggevorderd wegens onverschuldigd betaalde uitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de door hem ontvangen beheersvergoeding van € 2.000,- per maand ten onrechte is aangemerkt als inkomsten uit arbeid. Het Uwv heeft echter gesteld dat appellant deze vergoeding als belastbare inkomsten heeft opgegeven aan de fiscus, wat door de belastingdienst is geaccepteerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv terecht de beheersvergoeding heeft aangemerkt als inkomsten uit arbeid en dat de toepassing van artikel 58 van de WAZ correct is geweest. Appellant heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een afwijking van de fiscale keuze rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.