ECLI:NL:CRVB:2015:1521
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van uren hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de toekenning van uren hulp bij het huishouden aan appellante is beoordeeld. Appellante had eerder een indicatie gekregen voor drie uren hulp per week, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft in een nieuw besluit het aantal uren verlaagd naar twee. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat het college haar beperkingen niet adequaat heeft ingeschat. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en omstandigheden. Het college heeft de door appellante aangegeven beperkingen betrokken bij de berekening van de benodigde tijd voor hulp bij het huishouden. De Raad concludeert dat de door appellante overgelegde medische verklaringen niet voldoende onderbouwen dat haar situatie is verslechterd ten opzichte van de eerdere indicatie. De Raad bevestigt dat het college de benodigde tijd voor hulp bij het huishouden correct heeft berekend op basis van de Beleidsregels hulp bij het huishouden gemeente Den Haag 2009. De Raad oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.