ECLI:NL:CRVB:2015:1514

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
14-550 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medisch onderzoek en hoger beroep

In deze zaak heeft appellante, die zich op 17 oktober 2012 ziek meldde vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet, een Ziektewet-uitkering ontvangen vanaf 13 november 2012. Op 17 december 2012 heeft een verzekeringsarts een medisch onderzoek uitgevoerd, waarna het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot de ZW-uitkering per 24 december 2012 te beëindigen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond na een aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat appellante in staat werd geacht haar werkzaamheden te verrichten.

In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat, met name haar psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante persoonlijk hebben gezien en haar behandelingen hebben gekend. De Raad concludeert dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die het oordeel van de rechtbank kunnen weerleggen. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/550 ZW
Datum uitspraak: 29 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
19 december 2013, 13/786 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.I. Olivier hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Appellante is, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet (WW) heeft appellante zich op 17 oktober 2012 ziek gemeld. Met ingang van 13 november 2012 is aan appellante uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. Naar aanleiding van een onderzoek door een verzekeringsarts op 17 december 2012, neergelegd in een rapport van dezelfde datum, heeft het Uwv bij besluit van 17 december 2012 de ZW-uitkering van appellante met ingang van 24 december 2012 beëindigd.
1.2.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 december 2012. Vervolgens is appellante onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die in een rapport van
25 januari 2013 concludeert dat appellante per 24 december 2012 in staat moet worden geacht de door haar laatstelijk uitgevoerde werkzaamheden van medewerkster data entry voor
27,5 uur per week te verrichten. Bij besluit van 28 januari 2013 heeft het Uwv vervolgens het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 december 2012 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van 28 januari 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Niet gebleken is dat appellante dusdanige beperkingen heeft dat zij haar werkzaamheden niet kan verrichten. Ook de omstandigheid dat appellante onder behandeling is bij AmaCura rechtvaardigt niet die conclusie.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante wederom aangevoerd dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Met name vanwege haar psychische klachten acht appellante zich niet in staat haar werkzaamheden te verrichten.
3.2.
De Raad overweegt als volgt.
3.3.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid. Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben appellante persoonlijk gezien en kennis genomen van haar behandelingen. De klachten en beperkingen van appellante worden erkend, maar beide artsen achten appellante in staat met die beperkingen haar werkzaamheden te verrichten. Uit de rapporten van beide verzekeringsartsen blijkt ook dat de artsen op de hoogte waren van de behandeling bij AmaCura door een psycholoog, en van de inhoud van die behandeling. Ook de andere (para-)medische behandelingen waren bekend. In hoger beroep zijn geen nadere gronden aangevoerd en/of stukken aangeleverd die zouden kunnen afdoen aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Het hoger beroep slaagt niet.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en J.S. van der Kolk en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) W. de Braal

NK