In deze zaak heeft appellante, die zich op 17 oktober 2012 ziek meldde vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet, een Ziektewet-uitkering ontvangen vanaf 13 november 2012. Op 17 december 2012 heeft een verzekeringsarts een medisch onderzoek uitgevoerd, waarna het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot de ZW-uitkering per 24 december 2012 te beëindigen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond na een aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat appellante in staat werd geacht haar werkzaamheden te verrichten.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat, met name haar psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante persoonlijk hebben gezien en haar behandelingen hebben gekend. De Raad concludeert dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die het oordeel van de rechtbank kunnen weerleggen. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.