ECLI:NL:CRVB:2015:1510

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
13-6012 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering wegens niet tijdig ziek melden na afloop verzekering

In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellant, die zich ziek meldde na afloop van zijn verzekering. Appellant was werkzaam als uitzendkracht via Randstad Uitzendbureau B.V. en meldde zich ziek op 11 september 2012. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering, omdat de verzekering op 3 augustus 2012 eindigde en appellant niet binnen vier weken na deze datum ziek was geworden. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard door de rechtbank, die oordeelde dat er geen bewijs was dat appellant op of rond 11 september 2012 een dienstbetrekking had met Randstad. De rechtbank bevestigde dat de laatste verzekerde dag 3 augustus 2012 was, en dat appellant geen recht had op ziekengeld. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij recht had op ziekengeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/6012 ZW
Datum uitspraak: 29 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
2 oktober 2013, 13/4119 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. Y. Özdemir, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Voor appellant is verschenen mr. drs. P.R.L.V.M. Kruik, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J. van Dalfsen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als uitzendkracht via Randstad Uitzendbureau B.V. te [vestigingsplaats] (Randstad), op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Met ingang van
11 september 2012 heeft appellant zich ziek gemeld. Het Uwv heeft bij besluit van 28 februari 2013 geweigerd appellant een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de verzekering voor de ZW van appellant eindigde op 3 augustus 2012 en appellant niet binnen vier weken na afloop van deze verzekering ziek is geworden.
1.2.
Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 februari 2013 is bij besluit van
12 april 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat in een formulier “Memo’s” melding wordt gemaakt van telefonisch contact dat op 28 februari 2013 plaatsvond tussen een medewerker van het Uwv en een medewerker van Randstad. Uit deze melding blijkt dat appellant voor het laatst heeft gewerkt op vrijdag 3 augustus 2012. Een eventuele ziekmelding per 11 september 2012 was bij Randstad niet bekend. Uit een overzicht van de “Inkomstenverhouding-details” uit Suwinet kan volgens de rechtbank worden afgeleid dat er in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012 sprake was van twee loondagen en dat er vanaf 1 september 2012 geen loondagen meer zijn.
2.2.
De door appellant overgelegde loonspecificatie, betrekking hebbend op de periode van
16 september 2012 tot en met 22 september 2012, betreft volgens de rechtbank de nabetaling van respectievelijk kort verzuim, vakantiebijslag en vakantiedagen. Het aantal loondagen bedraagt blijkens deze specificatie nul. Volgens vaste rechtspraak verlengt de uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen aan het eind van een dienstverband het dienstverband en de daarop rustende ZW-verzekering niet. Gelet op deze informatie in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank aannemelijk dat de twee loondagen uit de informatie van Suwinet in de eerste week van augustus 2012 zijn gelegen. Als laatste verzekerde dag op grond van de ZW dient volgens de rechtbank dan ook vrijdag 3 augustus 2012 te worden aangemerkt en is er geen sprake van het intreden van ongeschiktheid tot werken binnen vier weken na deze datum.
3. De Raad komt tot het volgende oordeel.
3.1.
Artikel 46, eerste lid, van de ZW bepaalt, voor zover hier van belang, dat degene die binnen vier weken na het einde van zijn verzekering ongeschikt tot werken wordt, tegenover het Uwv aanspraak op ziekengeld heeft alsof hij verzekerd was gebleven.
3.2.
In dat licht dient in hoger beroep de vraag te worden beantwoord wat de laatst gewerkte dag van appellant is geweest bij Randstad. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op dan wel rond 11 september 2012 voor arbeid werd opgeroepen, zodat hij met betrekking tot zijn ziekmelding per die dag recht heeft op ziekengeld.
3.3.
Dat wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd betreft in essentie een herhaling van de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden afdoende gemotiveerd besproken in haar overwegingen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen.
3.4.
Nu appellant ook in hoger beroep geen (begin van) bewijs heeft aangedragen op grond waarvan zou blijken dat hij op dan wel rond 11 september 2012 een dienstbetrekking heeft gehad met Randstad, wordt met de rechtbank geoordeeld dat 3 augustus 2012 als de laatst verzekerde dag op grond van de ZW moet worden aangemerkt. Hieruit volgt dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant per 11 september 2012 geen recht op ziekengeld heeft.
3.5.
Hetgeen onder 3.1 tot en met 3.4 is overwogen leidt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en J.S. van der Kolk en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) W. de Braal

NK