ECLI:NL:CRVB:2015:1509
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die als huishoudelijke hulp werkte, was op 2 augustus 2010 uitgevallen door rug-, nek- en schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij vanaf 30 juli 2012 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij op medische gronden niet geschikt was voor de geduide functies, met name vanwege haar beperkingen in tillen, buigen en torderen. De Raad heeft de medische grondslag van het bestreden besluit als deugdelijk beoordeeld. De verzekeringsarts had appellante psychisch en lichamelijk onderzocht en vastgesteld dat er sprake was van aandoeningen aan de cervicale wervelkolom en aan de linkerarm/hand, evenals aspecifieke rugklachten.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen en dat de arbeidskundige grondslag ook deugdelijk was. De arbeidsdeskundige had functies geselecteerd die binnen de belastbaarheid van appellante vielen. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten of schadevergoeding.