ECLI:NL:CRVB:2015:1491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en terugvordering op grond van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de bijstandsverlening aan appellante, die na de dood van haar moeder in 2011 een nalatenschap heeft aanvaard, waaronder een woning. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Werk & inkomen Lekstroom had bijstand verleend in de vorm van een geldlening, omdat werd aangenomen dat appellante op korte termijn over voldoende middelen zou beschikken om in haar noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur bevoegd was tot terugvordering van de bijstandsverlening, ongeacht de vorm waarin deze was verleend. De rechtbank had eerder de besluiten van het dagelijks bestuur bevestigd, waarbij de bijstand was beëindigd en kosten van bijstand waren teruggevorderd. Appellante had aangevoerd dat de rechtbank had miskend dat er op het moment van bijstandsverlening geen aanleiding was om aan te nemen dat zij over voldoende middelen zou beschikken. De Raad oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur zich op het standpunt kon stellen dat appellante op korte termijn over voldoende middelen zou beschikken, gezien de verkoop van de woning. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en wijst de hoger beroepen van appellante af.