ECLI:NL:CRVB:2015:1481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en de medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ziekengeld van appellante, die als tomatenplukster heeft gewerkt en zich op 2 januari 2012 ziek meldde vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde het ziekengeld per 19 maart 2013, omdat appellante weer arbeidsgeschikt werd geacht. Na bezwaar werd deze beëindiging herroepen, maar het ziekengeld werd alsnog per 2 mei 2013 beëindigd, mede op basis van gynaecologische klachten die in bezwaar naar voren kwamen. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 18 maart 2015 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L. Kuijper, haar standpunt herhaald dat de beëindigingsdatum niet correct was, omdat zij op die datum pas door de verzekeringsarts hersteld was verklaard. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. W.M.J. Evers, stelde dat de beëindiging van het ziekengeld zorgvuldig was en dat de medische gegevens die door appellante waren ingediend geen aanleiding gaven voor een ander oordeel.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de beëindiging van het ziekengeld per 2 mei 2013 niet onzorgvuldig was. De Raad concludeerde dat de ingezonden medische gegevens geen nieuwe inzichten boden die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.