ECLI:NL:CRVB:2015:1475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Assen en de rechtbank Noord-Nederland. De Raad had eerder, op 3 juli 2014, bepaald dat het onderzoek in het geding 12/1420 AW heropend moest worden om een nadere uitspraak te doen over de schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De redelijke termijn werd vastgesteld vanaf 7 augustus 2009, de datum waarop het college het bezwaarschrift ontving.
Het college van burgemeester en wethouders van Coevorden en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Veiligheid en Justitie, hebben beiden erkend dat de redelijke termijn in hun respectieve fases is overschreden. Het college stelde een schadevergoeding van € 500,- voor, wat door de Staat werd onderschreven. Verzoeker betoogde echter dat de termijn al eerder was aangevangen, wat leidde tot een hogere schadevergoeding van € 10.000,-. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn inderdaad was overschreden, maar dat verzoeker niet kon worden tegemoetgekomen in zijn hogere vordering.
De Raad heeft de Staat en het college ieder veroordeeld tot betaling van € 500,- aan verzoeker, alsmede tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die op € 490,- zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de betrokken partijen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.