ECLI:NL:CRVB:2015:144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de vaststelling dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. Appellante ontving sinds 9 juli 2011 bijstand, terwijl appellant op een ander adres stond ingeschreven. Naar aanleiding van meldingen dat zij samenwoonden, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, waarnemingen en verhoren van appellanten. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellanten gezamenlijk hoofdverblijf hadden op het uitkeringsadres, wat door de rechtbank werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de onderzoeksresultaten voldoende bewijs bieden voor de gezamenlijke huishouding en dat aan de criteria van wederzijdse zorg is voldaan. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellanten af.