ECLI:NL:CRVB:2015:1420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om omzetting van zorg in natura naar een persoonsgebonden budget met terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag door appellanten om een persoonsgebonden budget (pgb) te verkrijgen voor zorg die in natura is verleend aan hun overleden moeder. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het besluit van het Zorgkantoor gegrond verklaarde, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand liet. De moeder van appellanten had een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en ontving deze zorg in natura. Na haar overlijden hebben appellanten een aanvraag ingediend voor omzetting van zorg in natura naar een pgb voor het zorgjaar 2010. Het Zorgkantoor weigerde deze aanvraag, omdat de moeder had gekozen voor zorg in natura en de aanvraag niet binnen een redelijke termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het Zorgkantoor onvoldoende had gemotiveerd waarom het pgb geweigerd werd, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het besluit omdat de moeder niet meer kon voldoen aan de verplichtingen die aan het pgb verbonden waren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Zorgkantoor in redelijkheid de aanvraag voor het pgb heeft kunnen weigeren. De Raad stelt vast dat de moeder ten tijde van de aanvraag al was overleden en dat zij als budgethouder niet meer kon voldoen aan de verplichtingen die aan het pgb verbonden waren. De onbekendheid van appellanten met de mogelijkheid om een pgb aan te vragen, maakt niet dat het Zorgkantoor niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden.