ECLI:NL:CRVB:2015:1394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een B.V., tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar een loonsanctie oplegde wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen voor haar werknemer, die op 22 juli 2011 uitviel door klachten aan zijn linker pols. De werknemer was op 27 februari 2012 geopereerd, en zijn tijdelijke dienstverband met appellante eindigde op dezelfde datum. Het Uwv had op 6 maart 2012 een Ziektewet-uitkering aan de werknemer toegekend en verzocht appellante om een re-integratieverslag. Een arbeidsdeskundige concludeerde dat appellante onvoldoende inspanningen had verricht, wat leidde tot een sanctie van € 4264,26, ter compensatie van de uitkering aan de werknemer voor een stagnatieperiode van 13 weken.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond, en oordeelde dat appellante niet voldoende had gedaan om de werknemer te re-integreren, ondanks zijn tijdelijke contract. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de tijdelijke aard van het dienstverband en de niet-coöperatieve houding van de werknemer. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante, ongeacht de omstandigheden, verplicht was om re-integratiemogelijkheden te onderzoeken en dat de sanctie terecht was opgelegd. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellante niet tijdig en onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, en dat de loonsanctie gerechtvaardigd was.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers in het kader van re-integratie, ook bij tijdelijke dienstverbanden, en de noodzaak om actief te blijven in het re-integratieproces, ongeacht de houding van de werknemer. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.