ECLI:NL:CRVB:2015:1344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatieactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had van 4 april 2006 tot 1 december 2011 gewerkt en ontving na haar ziekmelding een uitkering op grond van de Ziektewet. Na beëindiging van deze uitkering heeft zij op 25 februari 2013 een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend. Het Uwv heeft deze aanvraag aanvankelijk afgewezen, omdat appellante niet beschikbaar was voor arbeid. Na bezwaar heeft het Uwv de WW-uitkering alsnog toegekend, maar met een korting van 25% voor vier maanden, omdat appellante geen sollicitatieactiviteiten had verricht.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de sollicitatieplicht gold vanaf het moment dat appellante in aanmerking wilde komen voor een WW-uitkering. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar het niet-nakomen van de sollicitatieplicht niet kan worden verweten, onder verwijzing naar haar ziekte en gebrek aan communicatie van het Uwv. Het Uwv heeft echter bevestigd dat appellante de sollicitatieverplichting niet is nagekomen en heeft de rechtbank in haar oordeel ondersteund.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat appellante niet voldoende medische onderbouwing heeft geleverd voor haar stelling dat haar ziekte zou moeten leiden tot verminderde verwijtbaarheid. Ook de communicatie van het Uwv werd niet als onvoldoende beoordeeld. De Raad concludeert dat de opgelegde maatregel in overeenstemming is met de wetgeving en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.