ECLI:NL:CRVB:2015:1332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van AWBZ-zorg wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Arabaci, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin haar aanvraag voor AWBZ-zorg werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 april 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster stelde dat zij een spoedeisend belang had bij de toekenning van persoonlijke verzorging en begeleiding, omdat zij al geruime tijd ziek is en psychische klachten heeft. De Centrale Raad oordeelde echter dat er geen concrete medische gegevens in het dossier aanwezig waren die het acute karakter van verzoeksters situatie aannemelijk maakten. De enkele bewering van verzoekster dat zij op AWBZ-zorg is aangewezen, werd niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om de behandeling van het hoger beroep te bespoedigen.
De Raad overwoog dat de medisch adviseur van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) op zorgvuldige wijze onderzoek had verricht en dat verzoekster niet met objectiveerbare gegevens had aangetoond dat de medische beoordelingen onjuist of onvolledig waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was en wees dit af. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er was geen aanleiding voor bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht.