ECLI:NL:CRVB:2015:1298
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WW-uitkering na verwijtbare werkloosheid door wangedrag als militair
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die als militair werkzaam was bij het Ministerie van Defensie. Appellant was op 15 oktober 2012 betrapt op het roken van een joint in de kazerne, wat door de Minister van Defensie werd aangemerkt als wangedrag. Dit leidde tot ontslag per 1 december 2012, een besluit dat appellant niet in rechte heeft aangevochten. Na zijn ontslag heeft appellant op 3 december 2012 een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering, die door het Uwv op 10 december 2012 werd geweigerd. Het Uwv stelde dat appellant had moeten weten dat zijn gedrag een dringende reden voor ontslag was en dat hij daarom verwijtbaar werkloos was geworden.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Midden-Nederland bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak, waarbij werd gesteld dat het voor de minister ontoelaatbaar was dat militairen drugs gebruiken. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn gedrag privé was en dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat niet-militairen voor vergelijkbaar gedrag geen verwijtbare werkloosheid werd tegengeworpen. Hij benadrukte ook dat hij psychische problemen had die zijn gedrag beïnvloedden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had aangenomen dat appellant verwijtbaar werkloos was geworden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde toe dat de Aanwijzing van het Ministerie van Defensie duidelijk maakte dat het gebruik van softdrugs niet werd getolereerd binnen de militaire dienst. De persoonlijke omstandigheden van appellant, waaronder zijn psychische problemen, waren niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de Aanwijzing voor alle militairen gold. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.