ECLI:NL:CRVB:2015:1279

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
13-5636 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand zonder dringende redenen

In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan appellant, die sinds 6 mei 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft in 2010 besluiten genomen om de bijstand te verlagen en later in te trekken, zonder dat appellant hiertegen bezwaar heeft gemaakt. In 2013 heeft het college een bedrag van € 9.574,70 netto teruggevorderd, wat appellant betwistte in een procedure bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.

Appellant ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, waar hij aanvoerde dat de terugvordering onterecht was en dat hij zijn bedrijf had moeten staken door de financiële gevolgen van de terugvordering. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende had onderbouwd dat de terugvordering tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties had geleid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden van appellant niet slaagden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2015, met W.F. Claessens als voorzitter en J.C.F. Talman en A.M. Overbeeke als leden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan.

Uitspraak

13/5636 WWB
Datum uitspraak: 21 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2013, 12/6310 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.M.T. van Diepen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015. Namens appellant is verschenen mr. Van Diepen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R. Lo Fo Sang.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving sinds 6 mei 2009 samen met zijn partner bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Bij besluit van 14 oktober 2010 heeft het college de bijstand met ingang van 1 december 2009 verlaagd met 10% van het netto minimumloon. Bij besluit van 15 november 2010 heeft het college de bijstand met ingang van 15 februari 2010 ingetrokken. Tegen deze besluiten heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 23 december 2010, aan appellant toegezonden op 7 augustus 2012, zoals uiteindelijk na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 augustus 2013 (bestreden besluit), heeft het college de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand over de periode van 1 december 2009 tot en met 31 juli 2010 van appellant teruggevorderd tot een bedrag van in totaal € 9.574,70 netto.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat het beroep uitsluitend is gericht tegen de hoogte van het teruggevorderde bedrag en het standpunt van het college dat geen sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Niet gebleken is dat het college het teruggevorderde bedrag ten onrechte heeft vastgesteld op € 9.574,70. Appellant heeft zijn stelling dat het college op grond van dringende redenen had moeten afzien van terugvordering onvoldoende onderbouwd.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden, voor zover ter zitting gehandhaafd, gekeerd tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat er in zijn geval dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, aangezien hij zijn bedrijf heeft moeten staken als gevolg van de handelwijze van het college.
4.2.
Het college hanteert de beleidsregel dat geheel of gedeeltelijk van terugvordering wordt afgezien indien daartoe dringende redenen aanwezig zijn. Dringende redenen zijn aan de orde indien terugvordering tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor de betrokkene of zijn gezin zou leiden. Evenals in beroep, heeft appellant ook in hoger beroep op geen enkele wijze onderbouwd dat en in hoeverre de terugvordering in zijn geval tot dergelijke consequenties heeft geleid. Dat de terugvordering tot gevolg heeft gehad dat appellant zijn bedrijf heeft moeten staken, heeft hij in ieder geval niet aannemelijk gemaakt. De beroepsgrond dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, slaagt daarom niet.
4.3.
Appellant heeft voorts gronden aangevoerd die betrekking hebben op het dwangbevel dat het college tegen hem heeft uitgevaardigd en tegen het daarop volgende derdenbeslag op zijn bankrekeningen en de uitwinning van dat beslag in juni 2012. Het dwangbevel en het beslag vallen evenwel buiten de door de rechtbank met juistheid vastgestelde omvang van het geding en kunnen alleen om die reden al in hoger beroep niet aan de orde komen.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en J.C.F. Talman en
A.M. Overbeeke als leden, in tegenwoordigheid van C. Moustaine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2015.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) C. Moustaine

HD