ECLI:NL:CRVB:2015:1269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 18 september 2013 het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 20 juli 2012 vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant betwistte deze beslissing en voerde aan dat zijn beperkingen niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de geselecteerde functies niet passend waren. Tijdens de zitting op 9 maart 2015 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. F. Ergec, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.W.L.L. Lemens.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er voldoende procesbelang was voor appellant, aangezien hij een WIA-uitkering nastreefde. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beperkingen van appellant goed waren weergegeven in de FML en dat de geselecteerde functies niet te zwaar waren voor appellant, gezien zijn opleidingsachtergrond en de medische beperkingen die waren vastgesteld. De Raad concludeerde dat het Uwv de functies aan de theoretische schatting ten grondslag mocht leggen en dat de berekening van de arbeidsongeschiktheid correct was. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.
De Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 april 2015.