In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 maart 2018, waarin haar WIA-uitkering werd vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 72,28%. Eiseres, die lijdt aan een chronische Lyme-aandoening, betwistte de medische beoordeling van het UWV en stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft op 20 september 2018 een zitting gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. C.G.A. Mattheusens. Het UWV werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.
De rechtbank overweegt dat de medische beoordeling door de artsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd. De arts heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en haar dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook informatie van de huisarts opgevraagd. De rechtbank concludeert dat de rapporten van de UWV-artsen een bijzondere waarde hebben en dat de conclusies van de verzekeringsarts b&b niet onjuist zijn. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de medische beoordeling niet juist is.
De rechtbank oordeelt dat de FML van 5 mei 2017 de beperkingen van eiseres correct weergeeft en dat de geselecteerde functies voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid passend zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid per 20 juni 2017 terecht heeft vastgesteld op 72,28%. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers en openbaar uitgesproken op 29 november 2018.