Uitspraak
OVERWEGINGEN
31 augustus 2008 met behoud van haar uitkering werkzaamheden te gaan verrichten ten behoeve van de start van een eigen bedrijf. Daarbij is appellante medegedeeld dat de
WW-uitkering in die zogenoemde startperiode zou worden betaald als voorschot en dat achteraf 70% van de inkomsten als zelfstandige daarop in mindering zou worden gebracht. Na afloop van de startperiode heeft appellante de werkzaamheden als zelfstandige volledig voortgezet, om welke reden de WW-uitkering is beëindigd met ingang van 1 september 2008.
16 maart 2012 ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
re-integratiecoach over de wijze van verrekening van de inkomsten met de WW-uitkering onjuist is geweest. Volgens appellante is door de re-integratiecoach gezegd dat alleen de inkomsten die in de startperiode en de daarop aansluitende periode van 26 weken zouden worden genoten, met andere woorden: alleen de inkomsten die zij zou behalen van
3 maart 2008 tot 1 maart 2009, relevant waren voor de verrekening. Door de inkomsten over de periode van 1 januari 2009 tot 1 maart 2009 vast te stellen naar rato van de over heel 2009 behaalde winst uit onderneming is gehandeld in strijd met de uitdrukkelijke mededelingen van de re-integratiecoach en is appellante benadeeld. In dat verband heeft appellante uiteengezet dat zij in december 2009 een grote opdracht heeft gekregen en gefactureerd, die volgens haar ten onrechte is betrokken in de vaststelling van haar inkomsten over januari en februari 2009.
3 maart 2008 tot en met 31 augustus 2008 heeft ontvangen. Daaraan is toegevoegd dat voor het vaststellen van die inkomsten moet worden uitgegaan van de belastbare winst uit onderneming over de kalenderjaren 2008 en 2009.