ECLI:NL:CRVB:2015:1241
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- C.P.J. Goorden
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat hij meer arbeidsongeschikt was dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 26 november 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en had zijn bezwaar tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De appellant voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn vermoeidheidsklachten en andere medische aandoeningen, zoals het restless legs syndrome en slaapapneu. Hij stelde dat een urenbeperking noodzakelijk was, maar de Raad oordeelde dat de bevindingen van de verzekeringsartsen juist waren en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze bevindingen te twijfelen. De Raad concludeerde dat de appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, en dat de belasting in deze functies niet boven zijn belastbaarheid uitging.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling door verzekeringsartsen en de noodzaak om de vastgestelde urenbeperkingen niet te relativeren zonder voldoende medische onderbouwing. De Raad oordeelde dat er voldoende functies beschikbaar waren om de schatting van de arbeidsongeschiktheid op te baseren, ondanks de wijziging in de reductiefactor en resterende verdiencapaciteit.