ECLI:NL:CRVB:2015:1188
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- C.H. Rombouts
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onvoldoende bewijs van vermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand, maar deze aanvraag was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant onvoldoende informatie had verstrekt over de waarde van een onroerend goed in Turkije, waarvan hij mede-eigenaar was. Tijdens de bezwaarprocedure werd appellant wel bijstand toegekend voor een eerdere periode, maar de afwijzing voor de periode na 12 juni 2012 bleef staan omdat appellant niet kon aantonen dat zijn vermogen onder de vrij te laten grens viel.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant voor een vijfde deel aanspraak kan maken op de erfenis van zijn overleden moeder, inclusief de woning in Turkije. De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. Appellant stelde dat de waarde van de woning tussen de 58.000 en 62.000 Turkse lira lag, maar de Raad vond dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om deze waarde te onderbouwen. De overgelegde rapporten waren te summier en gaven geen duidelijkheid over de waarde van de woning of de financiële situatie van appellant.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat appellant de waarde van de woning niet aannemelijk had gemaakt en dat er geen recht op bijstand bestond zolang het bezit van vermogen in de weg stond. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.