ECLI:NL:CRVB:2014:3190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot erfenis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante ontving sinds 28 december 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens een gesprek op 9 maart 2011 werd duidelijk dat appellante mogelijk aanspraak had op een erfenis van haar overleden moeder, die onroerend goed in Turkije bezat. Het college van burgemeester en wethouders van Ede heeft daarop onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellante.
Het college concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar aanspraak op de erfenis. Dit leidde tot de intrekking van haar bijstand over een bepaalde periode en de terugvordering van bijstandsuitkeringen. De rechtbank Gelderland oordeelde dat, hoewel appellante de inlichtingenverplichting had geschonden, het recht op bijstand niet volledig kon worden ontzegd, omdat het recht op bijstand nog steeds vastgesteld kon worden.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat appellante wel degelijk kon beschikken over haar aandeel in de nalatenschap, ondanks haar beweringen dat zij dit niet kon. De Raad benadrukte dat appellante geen stappen had ondernomen om haar aandeel in de nalatenschap op te eisen, wat voor haar rekening en risico kwam. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand werden gelaten.