ECLI:NL:CRVB:2015:1170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om een indicatie voor zorg op grond van de AWBZ en beoordeling van voorliggende voorzieningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), welke door het CIZ was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen informatie heeft overgelegd die de noodzaak van aanvullende AWBZ-zorg aantoont. Het CIZ had de behandeling van de appellant door Altrecht, die bekostigd werd op basis van de Zorgverzekeringswet, terecht beschouwd als een voorliggende voorziening voor AWBZ-zorg. De Raad heeft de periode van beoordeling vastgesteld van 5 april 2013 tot 19 augustus 2013, waarin de appellant onder behandeling was en gesprekken voerde met zijn psycholoog. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen medische noodzaak was voor aanvullende AWBZ-zorg, omdat de appellant geen relevante informatie had verstrekt en het CIZ geen nadere informatie kon inwinnen door het ontbreken van een machtiging van de appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.