ECLI:NL:CRVB:2015:1148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellant, die zich op 8 maart 2007 ziek meldde vanwege rugklachten na een bedrijfsongeval, had ook psychische klachten ontwikkeld. Het Uwv beëindigde zijn WGA-uitkering per 1 maart 2010, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde de beëindiging. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en deze uitspraak werd door de Raad bevestigd in 2013.
Naar aanleiding van een nieuwe melding van appellant in 2011, werd er opnieuw onderzoek gedaan door een verzekeringsarts, die chronische rugpijn en een pijnstoornis vaststelde. De verzekeringsarts stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op, waarin beperkingen werden vastgesteld. Het Uwv weigerde echter om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, wat leidde tot een nieuwe rechtszaak.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek voldeed aan de eisen van het Schattingsbesluit en dat het rapport van medisch adviseur Thissen onvoldoende gewicht had om de medische beoordeling van de verzekeringsartsen te betwisten. De Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. Appellant had niet aangetoond dat zijn beperkingen waren onderschat, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep geen doel trof. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.