ECLI:NL:CRVB:2015:1148

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
13-632 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellant, die zich op 8 maart 2007 ziek meldde vanwege rugklachten na een bedrijfsongeval, had ook psychische klachten ontwikkeld. Het Uwv beëindigde zijn WGA-uitkering per 1 maart 2010, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde de beëindiging. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en deze uitspraak werd door de Raad bevestigd in 2013.

Naar aanleiding van een nieuwe melding van appellant in 2011, werd er opnieuw onderzoek gedaan door een verzekeringsarts, die chronische rugpijn en een pijnstoornis vaststelde. De verzekeringsarts stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op, waarin beperkingen werden vastgesteld. Het Uwv weigerde echter om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, wat leidde tot een nieuwe rechtszaak.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek voldeed aan de eisen van het Schattingsbesluit en dat het rapport van medisch adviseur Thissen onvoldoende gewicht had om de medische beoordeling van de verzekeringsartsen te betwisten. De Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. Appellant had niet aangetoond dat zijn beperkingen waren onderschat, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep geen doel trof. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

13/632 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 19 december 2012, 12/943 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.G.M. Hilkens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2015. Appellant is verschenen, bij gemachtigde, mr. N.J.M. Kammers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.C.P. Veldman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft zich op 8 maart 2007 ziek gemeld in verband met rugklachten als gevolg van een bedrijfsongeval. Daarna hebben zich ook psychische klachten ontwikkeld. Het Uwv heeft de aan appellant sinds 27 februari 2009 toegekende WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd met ingang van 1 maart 2010, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft bij beslissing van 7 juli 2010 de beëindiging gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar bij haar uitspraak van 14 april 2011 ongegrond verklaard. De Raad heeft deze uitspraak bevestigd in zijn uitspraak van 5 april 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6433).
1.2.
Naar aanleiding van de melding van appellant op 16 juni 2011 dat hij toegenomen arbeidsongeschikt is vanwege fysieke en psychische klachten, heeft opnieuw onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat sprake is van aspecifieke chronische rugpijn en van een pijnstoornis, gebonden aan zowel psychische factoren als aan een somatische aandoening. Op 5 december 2011 is een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin op grond van de psychische klachten meer beperkingen zijn vastgelegd ten aanzien van het sociaal functioneren en blootstelling aan grote sociale stress en druk. Verder heeft appellant behoefte aan duidelijkheid, voorspelbaarheid en structuur. Voor een urenbeperking zag de verzekeringsarts geen aanleiding. Hiervan uitgaande heeft de arbeidsdeskundige met gebruikmaking van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) drie functies geselecteerd en op basis daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant berekend op minder dan 35%.
1.3.
Bij besluit van 15 december 2011 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij per
13 juni 2011 geen WIA-uitkering krijgt. Bij besluit van 16 mei 2012 (het thans bestreden besluit) heeft het Uwv, onder verwijzing naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 december 2011 ongegrond verklaard.
2. In beroep heeft appellant medische stukken overgelegd en een rapport van
6 september 2012 van medisch adviseur J.F.G.M. Thissen. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat naar haar oordeel het Uwv terecht en op juiste gronden heeft geweigerd met ingang van 13 juni 2011 aan appellant een WIA-uitkering toe te kennen.
3. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat het psychisch onderzoek van de verzekeringsartsen onvoldoende is om daarop de functionele mogelijkheden te baseren. Appellant heeft verwezen naar de conclusies van de behandelende sector, waaronder de
GAF-score, en naar het rapport van medisch adviseur Thissen. De rechtbank heeft volgens hem ten onrechte geen deskundige benoemd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het medisch onderzoek in overeenstemming is met de eisen van het Schattingsbesluit. De rechtbank heeft eveneens terecht geoordeeld dat het rapport van medisch adviseur Thissen onvoldoende gewicht in de schaal legt om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. De Raad betrekt bij dat oordeel dat Thissen zich voor zijn beoordeling heeft gebaseerd op dossieronderzoek, dat hij appellant niet persoonlijk heeft onderzocht en dat hij zijn conclusies heeft gerelateerd aan de FML van 26 juni 2009. Deze FML ligt echter niet ten grondslag aan het nu bestreden besluit. In de FML van 5 december 2011 zijn zowel psychische als fysieke beperkingen aangenomen in verband met de pijnklachten van appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 26 april 2012 voldoende toegelicht dat er geen argumenten zijn om nog meer beperkingen vast te stellen.
Een en ander brengt met zich dat de rechtbank ook terecht heeft geoordeeld dat geen aanleiding bestond voor het harerzijds benoemen van een deskundige om een onderzoek in te stellen.
4.2.
Wat appellant heeft aangevoerd met betrekking tot het belang van de GAF-score brengt de Raad niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraak gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2012:BW1513, is het GAF-systeem bedoeld om in het kader van een behandeling enig handvat te geven voor beoordeling van het beloop daarvan. Het GAF-systeem is niet bedoeld of geschikt om beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren vast te leggen.
4.3.
Appellant heeft in hoger beroep niet met medische stukken onderbouwd dat zijn beperkingen zijn onderschat. De Raad ziet, evenals de rechtbank, geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
4.4.
Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, in medisch opzicht niet passend zouden zijn voor appellant.
4.5.
Het hoger beroep van appellant treft geen doel. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Zeijen als voorzitter en mrs. G. van Zeben-de Vries en P.H. Banda als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2015.
(getekend) mr. J.P.M. Zeijen
(getekend) V. van Rij
IvR