Uitspraak
mr. Huisman verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.M.M. Schalkwijk.
OVERWEGINGEN
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besuit van 28 oktober 2010 heeft het Uwv appellant met ingang van 7 januari 2011 een
WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend.
11 juli 2011. Daarin is geconcludeerd dat appellant vanaf november 2008 werkzaamheden heeft verricht en inkomsten uit arbeid heeft ontvangen, zonder daarvan aan het Uwv opgave te hebben gedaan. Daarmee is het recht op uitkering vanaf 1 december 2008 niet juist meer vast te stellen. Bij besluit van 29 juli 2011 heeft het Uwv de betaling van de uitkering met ingang van 1 augustus 2011 geschorst. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 11 november 2011 ongegrond verklaard.
8 november 2012 (bestreden besluit) opnieuw op de bezwaren van appellant beslist. Het Uwv heeft de WIA-uitkering van appellant met ingang van 1 december 2010 ingetrokken en de over de periode van 1 december 2010 tot en met 31 juli 2011 betaalde uitkering ten bedrage van € 14.832,42 van appellant teruggevorderd.
11 juli 2011 is geconcludeerd is uit de daarin vermelde waarnemingen over de periode van
20 januari 2011 tot en met 27 mei 2011 geen vast patroon af te leiden op grond waarvan aannemelijk kan worden geacht dat appellant dagelijks van huis naar een klus vertrok. Concrete waarnemingen zijn beperkt tot het rondbrengen van folders op 29 april, werkzaamheden bij kennissen op 24, 25, 28 en 29 maart en mogelijk op 25 mei en bij de buurman op 15, 18 en 20 april en op 11 en 13 mei 2011. De rapporten over de aankoop van materialen van 21 juni 2011 en bedrijvigheid van appellant in een aan een kennis toebehorende klussenhal berusten niet op ondertekende getuigenverklaringen. Wel is er een aantal verklaringen van kennissen bij wie appellant heeft gewerkt, waarin ook de verdiensten van appellant zijn vermeld. Voor zover de waarnemingen en getuigenverklaringen concrete aanwijzingen bevatten voor door appellant verrichte werkzaamheden en zijn hieruit verkregen inkomsten komen deze grotendeels overeen met een lijst die appellant die appellant zelf kort na zijn verhoor heeft opgesteld. Daar komt bij dat appellant ook werkzaamheden en inkomsten heeft vermeld die niet door de rapporteur zijn vastgesteld.