ECLI:NL:CRVB:2015:1099
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering herziening WAO-dagloon wegens onveranderde arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om het WAO-dagloon van appellant te herzien. Appellant, die sinds 12 november 2004 een WAO-uitkering ontvangt met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, verzocht het Uwv om zijn dagloon te herzien op basis van artikel 40, eerste lid, van de WAO. Het Uwv weigerde dit, omdat appellant volgens hen geen toename van arbeidsongeschiktheid had aangetoond. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
Tijdens de zitting op 25 februari 2015 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat hij niet correct was geïnformeerd door het Uwv en dat hij voldeed aan de voorwaarden voor herziening van zijn dagloon. Het Uwv daarentegen benadrukte dat appellant sinds 2004 onveranderd arbeidsongeschikt was en dat de schorsing van zijn uitkering in 2007 geen invloed had op zijn arbeidsongeschiktheid.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd het dagloon te herzien, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 40, eerste lid, van de WAO. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 april 2015.