ECLI:NL:CRVB:2015:1049
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, geboren in 1993, had een aanvraag ingediend voor een wezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van zijn moeder op 23 december 2011. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op 20 maart 2012, omdat de vader van de appellant nog in leven was en niet uit de ouderlijke macht was ontzet. De Svb handhaafde dit besluit in een bestreden besluit van 12 juli 2012.
De appellant stelde dat hij gelijkgesteld moest worden met een ouder die uit de ouderlijke macht was ontzet, omdat zijn vader nooit het gezag over hem had uitgeoefend. De rechtbank oordeelde dat het begrip 'wees' in de ANW beperkt moest worden uitgelegd, en verwees naar de memorie van toelichting bij de wet en eerdere uitspraken van de Raad. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt en voerde aan dat er sprake was van discriminatie.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de wetgever het begrip 'wees' in de ANW beperkt had gedefinieerd en dat de tekst van artikel 9 van de ANW geen ruimte bood voor een ruime uitleg. De Raad concludeerde dat de uit de ouderlijke macht ontzette ouder niet gelijkgesteld kon worden met een ouder die nooit gezag had uitgeoefend, omdat de eerste door de rechter als ongeschikt was beoordeeld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.