ECLI:NL:CRVB:2015:102

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
13-4109 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing aanvraag om functieonderhoud en vaststelling functiebeschrijving voor de functie van groepschef Verkeers Ongevallen Analyse

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een aanvraag om functieonderhoud door een ambtenaar, die werkzaam is als groepschef Verkeers Ongevallen Analyse. De appellant, de korpschef van politie, had de aanvraag om functieonderhoud toegewezen en een functiebeschrijving vastgesteld. De rechtbank had echter geoordeeld dat de appellant onvoldoende had gemotiveerd waarom in de functiebeschrijving een MBO werk- en denkniveau als functie-eis was opgenomen, en had het bestreden besluit vernietigd.

De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat het opleidingsniveau in beginsel niet relevant is voor de beoordeling of de ambtenaar feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de functie. De Raad heeft vastgesteld dat de functiebeschrijving een deugdelijke en consistente weergave is van de kerntaken en verantwoordelijkheden van de ambtenaar. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van de ambtenaar tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad heeft ook het nadere besluit van de appellant vernietigd, dat was genomen ter uitvoering van de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke functiebeschrijving en de criteria voor functieonderhoud binnen de politieorganisatie. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant op goede gronden het bestreden besluit heeft kunnen nemen en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
24 juni 2013, 13/89 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland, ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellant heeft mr. A.M.A.C. Theunissen hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. H. Yildiz een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 25 februari 2014 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2014. Appellant heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Theunissen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. Yildiz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Nadat appellant kenbaar had gemaakt dat hij in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) het voornemen had de functie van ‘groepschef Team Verkeer’ als uitgangspositie voor de toekomstige functie van betrokkene aan te merken, heeft betrokkene verzocht om functieonderhoud op grond van artikel 2 van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp).
1.2.
Bij besluit van 16 december 2011 heeft appellant de aanvraag om functieonderhoud toegewezen en een functiebeschrijving vastgesteld voor de op betrokkene betrekking hebbende functie van ‘groepschef Verkeers Ongevallen Analyse’ (VOA). Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 30 mei 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft daaraan, samengevat, ten grondslag gelegd dat appellant onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in de functiebeschrijving van de functie ‘groepschef VOA’ als functie-eis MBO werk- en denkniveau is opgenomen. Gelet hierop is een beoordeling van de overige elementen van de functie niet goed mogelijk, reden waarom het bestreden besluit in zijn geheel is vernietigd. Appellant is opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van betrokkene te nemen.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat in hoger beroep is aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
In artikel 2, tweede lid, van de Trfp is bepaald dat de ambtenaar in de aanvraag tot functieonderhoud aannemelijk maakt dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment in de referteperiode (de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011) feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving. Is dit niet het geval, dan wijst het bevoegd gezag op grond van artikel 4 van de Trfp de aanvraag af.
3.2.
Artikel 5 van de Trfp luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Indien een aanvraag tot functieonderhoud wordt toegekend, draagt het bevoegd gezag zorg voor een aangepaste of nieuwe functiebeschrijving.
(…)
4. De ambtenaar wordt met het oog op de matching op de aangepaste of nieuwe functie geplaatst met ingang van de dag waarop hij de feitelijk opgedragen werkzaamheden die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie voor ten minste één jaar heeft verricht.
5. Indien de aangepaste of nieuwe functie is ingedeeld in een hogere salarisschaal dan de salarisschaal die voor de ambtenaar geldt of gold, wordt de aan deze hogere salarisschaal verbonden bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering toegekend vanaf het moment van plaatsing als bedoeld in het vierde lid.
6. Het tijdstip waarop de plaatsing, bedoeld in het vierde lid, of de indeling in een hogere salarisschaal, bedoeld in het vijfde lid, werkt uiterlijk terug tot 31 december 2009.”
3.3.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, het in de functiebeschrijving vermelde opleidingsniveau in het kader van een beroep tegen een besluit inzake functieonderhoud niet relevant is.
3.4.
De Raad is van oordeel dat het opleidingsniveau in beginsel niet relevant is voor de beantwoording van de vraag of feitelijk opgedragen werkzaamheden zijn verricht die wezenlijk afwijken van de functie(beschrijving). Aan het opleidingsniveau komt in het kader van een functiebeschrijving en functieonderhoud in het algemeen - en ook in dit geval - niet meer dan indicatieve betekenis toe. Het opleidingsniveau kan wel van betekenis zijn in het kader van een functiewaardering. De stelling van betrokkene dat hij in de praktijk mogelijk nadeel ondervindt van de vermelding van het opleidingsniveau in de gegeven functiebeschrijving, leidt niet tot een ander oordeel.
3.5.
Uit 3.4 volgt dat het hoger beroep van appellant slaagt. Dat betekent tevens dat het oordeel van de rechtbank over de overige elementen van de functie evenmin kan standhouden. De Raad zal daarom het bestreden besluit alsnog beoordelen in het licht van hetgeen betrokkene hierover in beroep heeft aangevoerd.
3.6.
Voor zover betrokkene heeft betoogd dat in de functiebeschrijving dient te worden opgenomen ‘het bijhouden van wetenschappelijke ontwikkelingen in de branche’, heeft appellant zich terecht op het standpunt gesteld dat dit aspect voldoende is ondervangen in de onder hoofdbestanddeel ‘Contacten’ opgenomen bestanddelen ’Treedt op als vertegenwoordiger van het korps in diverse (landelijke) gremia op het betreffende vakgebied’ en ‘Biedt kennis, adviezen en instrumenten aan zowel interne als externe ketenpartners aan, voor de inhoudelijke en organisatorische ontwikkeling op het betreffende vakgebied’, welke bestanddelen impliceren dat het vakgebied wordt bijgehouden.
3.7.
Uit het van hoofdbestanddeel ‘Contacten’ deel uitmakende bestanddeel ‘Neemt deel aan diverse (inter)regionale overlegvormen om visies, deskundigheid, ervaringen en adviezen uit te wisselen met betrekking tot het betreffende resultaatgebied’ en het van hoofdbestanddeel ‘Coördinatie en onderzoek’ deel uitmakende bestanddeel ‘Is het coördinatiepunt voor verzoeken voor (inter)nationale, (inter)regionale- en districtelijke samenwerking op het vakgebied, beoordeelt van en geeft uitvoering aan (samenwerkings)verzoeken betreffende het vakgebied’ komt voldoende tot uitdrukking de door betrokkene genoemde deelname aan interregionaal en landelijk overleg op het gebied van tactische beleidstaken.
3.8.
Appellant heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat beheerstaken en het geven van sturing, uitvoeringsactiviteiten en dienstverlening op (inter)regionaal en landelijk vlak voldoende tot uitdrukking komen in de van de functiebeschrijving deel uitmakende hoofdbestanddelen ‘Operationele leiding’ en ‘Coördinatie en onderzoek’. Appellant heeft daarbij opgemerkt dat betrokkene geen eindverantwoordelijkheid draagt.
3.9.
Voor zover betrokkene aanvoert dat het houden van functioneringsgesprekken en personeelszorg ten onrechte ontbreekt in de functiebeschrijving, evenals het voorzitterschap van de selectiecommissie nieuwe collega’s, heeft appellant zich verder terecht op het standpunt gesteld dat het in de functiebeschrijving opgenomen bestanddeel ‘Is verantwoordelijk voor de personele zorg van medewerkers, de planning van activiteiten, prioriteitstelling voortgangsbewaking en evaluatie’ daartoe voldoende is. Dat dit onderdeel geen gedetailleerde opsomming van daaronder vallende werkzaamheden bevat, doet daaraan niet af. Het staat appellant in beginsel vrij om te kiezen voor globale, resultaatgerichte functiebeschrijvingen, waarbij niet elke opgedragen taak apart wordt benoemd.
3.10.
Het vorenstaande geldt eveneens voor de uitvoerende werkzaamheden zoals weergegeven in de functiebeschrijving van de functie ‘Technisch verkeersspecialist’, welke betrokkene met een zekere regelmaat verricht. Deze werkzaamheden betreffen feitelijk onderzoekswerk en behoren niet tot de kerntaken van betrokkene. Appellant heeft voor wat betreft deze werkzaamheden op het niveau van groepschef VOA kunnen volstaan met de onder het hoofdbestanddeel ‘Coördinatie en onderzoek’ weergegeven taken.
3.11.
De Raad is niet gebleken dat de taken en bezwarende werkomstandigheden van betrokkene onvoldoende zijn beschreven. De functiebeschrijving betreft een deugdelijke en consistente weergave van de kerntaken en verantwoordelijkheden. Appellant heeft op goede gronden het bestreden besluit kunnen nemen.
3.12.
Dit leidt tot de volgende slotsom. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank had behoren te doen zal de Raad het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
3.13.
Het voorgaande brengt tevens mee dat de grondslag is komen te ontvallen aan het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen nadere besluit. Daarom wordt dat besluit vernietigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 30 mei 2012 ongegrond;
- vernietigt het besluit van 25 februari 2014.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en M.T. Boerlage en
W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2015.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD