ECLI:NL:CRVB:2015:1004
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag op basis van dringende reden en weigering WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellante, die verwijtbaar werkloos was geworden. Appellante was sinds 15 november 2010 werkzaam als Projectsecretaresse bij de gemeente Amsterdam. In juni 2011 kreeg zij voorwaardelijk strafontslag vanwege plichtsverzuim, omdat zij zich niet aan de regels over ziekteverzuim had gehouden en zonder toestemming op vakantie was gegaan naar Suriname. Na haar ongeoorloofde afwezigheid werd haar ontslag op 15 september 2011 definitief. Het Uwv weigerde vervolgens haar WW-uitkering met de reden dat haar werkloosheid het gevolg was van een dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep betoogde appellante dat zij wel toestemming had voor haar vakantie, maar de Raad oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat er tijdens het arbeidsvoorwaardengesprek afspraken waren gemaakt over haar verlof. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat de gedragingen van appellante een objectieve dringende reden voor ontslag vormden. De persoonlijke omstandigheden van appellante konden hieraan niet afdoen. Het Uwv had terecht de WW-uitkering geweigerd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.