ECLI:NL:CRVB:2014:993
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van gezamenlijke huishouding en co-ouderschap
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 15 januari 2003 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle ongegrond verklaarde. Appellant had in 2011 een aanvraag ingediend voor bijstand, waarbij hij aangaf alleenstaand te zijn en co-ouderschap te hebben met zijn ex-partner. Het college had echter op basis van anonieme meldingen en een onderzoek door de sociale recherche geconcludeerd dat appellant en zijn ex-partner een gezamenlijke huishouding voerden, wat appellant niet had gemeld. Hierdoor werd de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en werd een bedrag van € 35.404,01 teruggevorderd.
De Raad oordeelt dat de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche voldoende bewijs leveren voor de conclusie dat appellant en zijn ex-partner in de periode van 9 augustus 2008 tot en met 19 april 2011 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad stelt vast dat de verklaringen van appellant en zijn ex-partner consistent zijn en dat er voldoende objectieve feiten zijn die deze conclusie ondersteunen. De Raad wijst erop dat de motieven van de betrokkenen en de omstandigheden die tot de gezamenlijke huishouding hebben geleid niet relevant zijn voor de beoordeling.
Daarnaast oordeelt de Raad dat de ingangsdatum van de bijstand terecht op 4 mei 2011 is vastgesteld, omdat appellant zich op die datum had gemeld voor een nieuwe aanvraag. De Raad bevestigt dat het college de richtlijnen voor co-ouderschap niet in strijd met de WWB heeft toegepast en dat de voorwaarden voor het aannemen van co-ouderschap niet waren vervuld ten tijde van de aanvraag. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.