ECLI:NL:CRVB:2014:983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering op basis van niet-beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellante. Appellante had zich op 18 januari 2006 ziek gemeld en ontving tot 16 januari 2008 een uitkering op basis van de Ziektewet. Na deze periode werd haar een uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. Echter, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in 2011 de WIA-uitkering herzien en teruggevorderd, omdat zij volgens het Uwv niet ziek was geweest. In februari 2012 heeft appellante een WW-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat zij niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij ondubbelzinnig had aangegeven niet beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt. Appellante stelde dat haar psychische problemen en gebrek aan kennis van de Nederlandse taal haar belemmerden in het zoeken naar werk, en dat het Uwv haar had moeten ondersteunen bij het vinden van passende arbeid.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt een feitelijke toestand is en dat het Uwv moet kunnen concluderen dat een werknemer niet beschikbaar is op basis van houding en gedrag. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de periode in geding geen sollicitaties heeft verricht en zich pas laat heeft ingeschreven als werkzoekende. De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor een WW-uitkering voldeed. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd.