ECLI:NL:CRVB:2014:942
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het beroep door de appellant, die dit deed omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar op 29 oktober 2013 geheel tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de appellant. De Raad had eerder op 16 oktober 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin de appellant de gelegenheid kreeg om zijn standpunt te verduidelijken. Na de intrekking van het beroep heeft de appellant verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waarop het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend. De Raad heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet in aanmerking genomen. Deze artikelen bepalen dat indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van de appellant heeft voldaan, wat de basis vormde voor de proceskostenveroordeling.
De Raad heeft de proceskosten begroot op een totaalbedrag van € 2.946,-, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep, evenals reiskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.