ECLI:NL:CRVB:2014:918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.M. Heijs
- J.Th. Wolleswinkel
- W.J.A.M. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Ontslag van ambtenaar wegens onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf en belangenafweging
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij het ontslag van betrokkene, een ambtenaar, werd vernietigd. Betrokkene was sinds 1998 werkzaam bij de gemeente Rotterdam en was laatstelijk medewerker cameratoezicht. Na een veroordeling tot achttien maanden gevangenisstraf wegens opzettelijke brandstichting en beschadiging van eigendommen, verleende de gemeente betrokkene ontslag op basis van artikel 95 van het Ambtenarenreglement. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat niet was onderzocht of betrokkene elders binnen de gemeente kon worden geplaatst.
In hoger beroep betoogde het college dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er onvoldoende rekening was gehouden met de ernst van de delicten en de gevolgen voor de functie van betrokkene. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het college in redelijkheid kon besluiten dat de veroordeling en de ziekelijke stoornis van betrokkene een risico vormden voor de voortzetting van het dienstverband. De Raad benadrukte dat de belangenafweging zorgvuldig diende te worden uitgevoerd, waarbij zowel de belangen van de ambtenaar als die van de gemeente in overweging moesten worden genomen. Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het college het belang bij het niet voortzetten van het dienstverband zwaarder mocht laten wegen dan het belang van betrokkene bij voortzetting van haar dienstverband.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van 24 november 2011 werd ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de ontslagverlening op juiste gronden was gebaseerd en dat de belangenafweging door het college correct was uitgevoerd.