ECLI:NL:CRVB:2014:915
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de toekenning van hulp bij het huishouden aan appellante op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeesters en wethouders van Heerlen had aan appellante hulp bij het huishouden toegekend voor 2 uur en 30 minuten per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar medische klachten zodanig zijn dat zij recht heeft op tenminste vijf uur hulp per week.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op medische adviezen van de GGD-arts en andere relevante rapporten. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden had besloten om de hulp te beperken tot 2 uur en 30 minuten per week. In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe argumenten of medische stukken ingediend die de eerdere beslissing konden onderbouwen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat het college de toekenning van de hulp op juiste wijze heeft vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar echtgenoot, ondanks hun beperkingen, in staat zijn om de huishoudelijke taken te verrichten binnen de toegekende tijd. De Raad heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van appellante is afgewezen.