ECLI:NL:CRVB:2014:914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verhuiskostenvergoeding wegens gebrek aan medische noodzaak
In deze zaak heeft appellante op 18 april 2011 een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeesters en wethouders van Heerlen, omdat er geen medische noodzaak was vastgesteld voor de verhuizing. Appellante had een beperking aan haar rechterheup, maar er was een traplift aanwezig in haar oude woning, wat volgens het college betekende dat er geen noodzaak was om te verhuizen.
De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van het college zorgvuldig was en dat appellante niet overtuigend had aangetoond dat zij andere belemmeringen ondervond in haar oude woning. De psycho-sociale omstandigheden die appellante aanvoerde als reden voor haar verhuizing werden niet als voldoende belastend beschouwd om recht te geven op een verhuiskostenvergoeding.
Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde toe dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de medische beoordeling. De Raad concludeerde dat appellante geen aantoonbare beperkingen had die recht gaven op de gevraagde vergoeding. De uitspraak werd gedaan op 5 maart 2014, waarbij de Raad geen veroordeling in de proceskosten oplegde.