ECLI:NL:CRVB:2014:900
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door handel in auto’s
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds juni 1995 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, die eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas had vernietigd. Het college had de bijstand van appellanten over een periode van 42 maanden ingetrokken en een bedrag van € 81.574,95 teruggevorderd, omdat appellanten hun wettelijke inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van hun handel in auto’s.
De Raad stelt vast dat appellanten weliswaar informatie hebben verstrekt over hun activiteiten, maar dat deze niet voldoende duidelijkheid gaven over het verworven inkomen. De Raad oordeelt dat de activiteiten van appellanten niet als hobbymatig kunnen worden gekwalificeerd, gezien het aantal auto’s dat op hun naam heeft gestaan en de transacties die hebben plaatsgevonden. De rechtbank had de intrekking van de bijstand over een aantal maanden bevestigd, maar het terugvorderingsbedrag gecorrigeerd naar € 73.732,42.
In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat er geen sprake was van handelsactiviteiten, maar van een hobby. De Raad oordeelt echter dat de gegevens van de RDW aantonen dat er transacties hebben plaatsgevonden en dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de intrekking van de bijstand en de terugvordering van het bedrag in stand blijven. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.