ECLI:NL:CRVB:2014:887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die arbeidsongeschikt was geworden als schoonmaker, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn bezwaar tegen een loongerelateerde WGA-uitkering ongegrond verklaarde. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was wegens termijnoverschrijding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en het beroepschrift was pas op 22 december 2011 ontvangen, terwijl de uitspraak op 4 november 2011 was verzonden. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in verzuim was geweest, en dat de termijnoverschrijding niet gerechtvaardigd was.
Daarnaast werd er een nieuw besluit genomen door het Uwv ter uitvoering van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep niet doorwerkte in de ontvankelijkheid van het beroep van rechtswege. De Raad beoordeelde de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit van het Uwv en concludeerde dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had de relevante medische informatie in overweging genomen en de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) was niet in strijd met de vastgestelde beperkingen. De Raad verwierp de argumenten van appellant dat hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt was en dat er sprake was van tegenstrijdigheden in de FML.
De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 23 januari 2012 ongegrond. Tevens werd het verzoek om vergoeding van wettelijke rente afgewezen. De uitspraak werd gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van griffier D. Heeremans.