ECLI:NL:CRVB:2014:816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake intrekking WAO-uitkering en medische onderbouwing
Op 12 maart 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de intrekking van een WAO-uitkering. De zaak betreft een betrokkene die sinds 16 juni 1999 een uitkering ontving, maar waarvan de betaling op 1 mei 2004 werd opgeschort. In 2010 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat de betrokkene minder dan 15% arbeidsongeschikt was en de uitkering per 15 december 2010 zou worden ingetrokken. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard, omdat de medische onderbouwing als onzorgvuldig werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende had aangetoond dat de betrokkene op 1 mei 2004 minder dan 15% arbeidsongeschikt was, en vernietigde het besluit van het Uwv.
In hoger beroep heeft de Raad de conclusie van de rechtbank onderschreven dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de beëindiging van de uitkering per 15 december 2010 alsnog kan worden onderbouwd door een nader onderzoek naar de arbeidsongeschiktheid op die datum. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de overwegingen van de Raad. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische onderbouwing bij besluiten over arbeidsongeschiktheid en de verantwoordelijkheden van het Uwv in dit proces.