ECLI:NL:CRVB:2014:76

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2014
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
12-4244 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens te late indiening van het digitale beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, vertegenwoordigd door J.H. Eleveld, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat op 23 september 2011 was genomen. Dit besluit handhaafde een eerdere beslissing van 21 maart 2011, waarin werd vastgesteld dat de appellant met ingang van 4 december 2010 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het digitale beroepschrift te laat was ingediend. De beroepstermijn eindigde op 4 november 2011, maar het beroepschrift was gedateerd op 7 november 2011. De rechtbank oordeelde dat deze late indiening niet verontschuldigbaar was. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de termijn op 5 november 2011 eindigde, waardoor de indiening op 7 november 2011 tijdig zou zijn. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, en bevestigde de eerdere uitspraak.

De Raad kwam tot de conclusie dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de termijnoverschrijding als verschoonbaar konden aanmerken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 januari 2014.

Uitspraak

12/4244 WIA
Datum uitspraak: 17 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
26 juni 2012, 12/329 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft J.H. Eleveld hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2013. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 23 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv, na bezwaar, gehandhaafd zijn besluit van 21 maart 2011, waarbij is vastgesteld dat voor appellant met ingang van 4 december 2010 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit met verwijzing naar de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, eerste lid en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht wegens overschrijding van de beroepstermijn
niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de beroepstermijn op
4 november 2011 eindigde en dat het digitale beroepschrift, gedateerd 7 november 2011, niet tijdig is ingediend en deze late indiening niet verontschuldigbaar is.
3.
Appellant heeft in hoger beroep staande gehouden dat hij tijdig beroep heeft ingesteld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de beroepstermijn eindigde op zaterdag 5 november 2011, waardoor de beroepstermijn op grond van artikel 1 van de Algemene termijnenwet wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, zijnde 7 november 2011 (maandag). Het digitale beroepschrift van
7 november 2001 is aldus appellant tijdig ingediend. Appellant heeft zich verder op inhoudelijke gronden tegen het bestreden besluit verzet.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het oordeel van de rechtbank is in overeenstemming met rechtspraak van de Raad, verwezen wordt naar de uitspraken van 10 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6044 en ECLI:NL:CRVB:2012:BY6053. Appellant heeft ook in hoger beroep geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de termijnoverschrijding als verschoonbaar kan worden aangemerkt.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2014.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) I.J. Penning
sg