ECLI:NL:CRVB:2014:755

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
12-4553 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant had op 23 september 2011 een aanvraag om bijstandsuitkering ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij hij aangaf bij zijn moeder te wonen. Echter, er ontstond twijfel over zijn woonsituatie na een aanvraag om het uitkeringsadres als briefadres te gebruiken, waarbij hij aangaf geen vast adres te hebben. Dit leidde tot een onderzoek door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, waarbij verklaringen van de moeder van appellant en de buurvrouw werden verzameld. Beide verklaringen gaven aan dat appellant niet bij zijn moeder woonde, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag op 10 oktober 2011.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woonsituatie. De verklaringen van de moeder en de buurvrouw waren niet consistent en gaven geen objectieve en verifieerbare gegevens die de onduidelijkheid konden wegnemen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/4553 WWB
Datum uitspraak: 4 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
20 juli 2012, 12/581 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats](appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Schriemer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
W.A. de Jong.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 23 september 2011 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Hij heeft daarbij opgegeven bij zijn moeder in te wonen op[adres] te [woonplaats](uitkeringsadres). Hij staat sinds 1 december 2008 op dit adres ingeschreven.
1.2.
Naar aanleiding van een door appellant op 8 september 2011 ingediende aanvraag om het uitkeringsadres als briefadres te gebruiken, waarbij hij heeft vermeld niet over een vast adres te beschikken, is bij het college twijfel ontstaan over de juistheid van het door appellant opgegeven woonadres. Op 29 september 2011 heeft het college de woonsituatie van appellant met hem besproken. Volgens de van dit gesprek opgemaakte rapportage heeft appellant eerst verklaard het uitkeringsadres als postadres te gebruiken maar heeft hij later in het gesprek verklaard dat hij eigenlijk wel bij zijn moeder woont.
1.3.
Omdat de onduidelijkheid over de woonsituatie van appellant met het gesprek niet is weggenomen, heeft het college een nader onderzoek ingesteld. In dat kader hebben twee medewerkers van Bureau JZ-Handhaving (medewerkers) de naaste buurvrouw van de moeder van appellant en de moeder zelf op 7 oktober 2011 gesproken. In de rapportage van 7 oktober 2011, waarin de verklaringen van deze gespreken zijn opgetekend, staat dat de buurvrouw heeft verklaard dat zij sinds enkele maanden weer contact heeft met de moeder van appellant, dat de zoon zijn moeder wel eens met zijn kind en een vrouw bezoekt maar dat hij absoluut niet bij zijn moeder woont. De moeder heeft volgens de opgetekende verklaring meegedeeld dat haar zoon niet bij haar woont maar bij haar een briefadres heeft. Het aanbod van de moeder aan de medewerkers om de woning van binnen te bekijken, hebben de medewerkers afgeslagen.
1.4.
Het college heeft bij besluit van 10 oktober 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 6 maart 2012 (bestreden besluit), de aanvraag van appellant afgewezen. Het college heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat appellant geen juiste informatie over zijn woonsituatie heeft verstrekt waardoor het college het recht op bijstand niet kan vaststellen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat het college op basis van de onderzoeksbevindingen tot de conclusie heeft kunnen komen dat hij niet op het uitkeringsadres woonde.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De hier te beoordelen periode loopt van 23 september 2011, de datum van de aanvraag tot en met 10 oktober 2011, de datum van de afwijzing van de aanvraag.
4.2.
Het gaat in dit geding om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die noodzaken tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen. Vervolgens is het aan het bijstandsverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan zijn wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Door de aanvraag van appellant om het uitkeringsadres als briefadres te mogen gebruiken, is bij het college onduidelijkheid ontstaan over de feitelijke woonsituatie van appellant. Zoals onder 4.2 is overwogen lag het op de weg van appellant deze onduidelijkheid weg te nemen aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens. Noch de later door appellant gegeven verklaring voor het aanvragen van het briefadres, dat hij hiermee hoopte de problemen rond de huurtoeslag van zijn moeder op te lossen, noch het gesprek op
27 september 2011 heeft de onduidelijkheid over zijn feitelijke woonadres weggenomen. Wat appellant tijdens dit gesprek over zijn woonsituatie naar voren heeft gebracht is daarvoor onvoldoende feitelijk en niet consistent. Dat appellant zich volgens eigen zeggen niet heeft gerealiseerd dat hij door het aanvragen van het briefadres zelf in de problemen zou komen in verband met zijn aanvraag om bijstand, is een gevolg van zijn handelen dat voor zijn risico dient te blijven. Bovendien spoort de aanvraag van het briefadres met de verklaringen van de moeder en van de buurvrouw van 7 oktober 2011.
4.4.
Appellant heeft aangevoerd dat de weergave van de verklaring van zijn moeder in het rapport van 7 oktober 2011 niet juist kan zijn omdat zij de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, niet is gebleken welke concrete vragen zij bij dit gesprek heeft beantwoord, de verklaring niet op ambtseed is opgemaakt en zij de verklaring, die haar niet is voorgelezen, niet heeft ondertekend. Verder heeft hij gewezen op de latere schriftelijke verklaring van zijn moeder van 10 februari 2012, waarin staat dat haar zoon (appellant) bij haar woont. Deze beroepsgrond treft geen doel. In de eerste plaats blijkt uit de brief van 10 februari 2012 niet dat deze ziet op de hier te beoordelen periode en verder is van belang dat de moeder in haar verklaring van 10 februari 2012 niet de weergave van haar verklaring van 7 oktober 2011 heeft betwist. Wat er verder nog zij van de stellingen van appellant over de op 7 oktober 2011 door zijn moeder afgelegde verklaring, de bevindingen van het bezoek van de medewerkers aan het uitkeringsadres, de toen opgetekende verklaring van de moeder en haar latere verklaring hebben er hoe dan ook niet toe geleid dat de onduidelijkheid over de woonsituatie van appellant in de hier te beoordelen periode is weggenomen.
4.5.
De nadere verklaring van de buurvrouw van de moeder van appellant leidt niet tot een ander oordeel. Deze buurvrouw heeft op 7 oktober 2011 uit eigen wetenschap verklaard. Zij vermeldt in de op 11 februari 2012 opgemaakte schriftelijke verklaring dat zij toen blijkbaar uit onwetendheid heeft verklaard omdat zij niet wist dat de zoon bij zijn moeder was gaan wonen. Dit betekent slechts dat zij van horen zeggen heeft, anders dan wat zij zelf wist of dacht te weten, dat appellant bij zijn moeder inwoonde. Aan deze latere verklaring kan dan ook niet die betekenis worden toegekend die appellant daaraan gehecht wenst te zien.
4.6.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de door appellant in beroep overgelegde verklaringen van de buurtbewoners [buurtbewoner A] en[buurtbewoner B] van 5 juni 2012 niet kunnen bijdragen aan de vaststelling van de feitelijke woonsituatie van appellant in de hier te beoordelen periode. Deze verklaringen zien niet op die periode en zijn onvoldoende concreet.
4.7.
Gelet op 4.1 tot en met 4.6 is de Raad met het college en de rechtbank van oordeel dat appellant zijn inlichtingenverplichting ten aanzien van zijn woonsituatie niet is nagekomen waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen. Het college heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen. Het hoger beroep slaagt niet. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en A.B.J. van der Ham en
P.W. van Straalen als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2014..
(getekend) C. van Viegen
(getekend) A.C. Oomkens

HD