ECLI:NL:CRVB:2014:616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand en intrekking bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellante, die tot 1 maart 2007 en vanaf 1 maart 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen omdat er sprake zou zijn van een gezamenlijke huishouding met appellant, wat appellante betwistte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Veendam terecht de aanvraag had afgewezen en de bijstand had ingetrokken.
De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding, gebaseerd op verklaringen van appellanten en onderzoeksbevindingen van de sociale recherche. De Raad concludeerde dat appellante niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting en dat het college bevoegd was om de kosten van de bijstand terug te vorderen van appellant. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van een gegrond beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve criteria bij de beoordeling van gezamenlijke huishoudingen en de gevolgen van het niet naleven van de inlichtingenverplichting door de betrokkenen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.