ECLI:NL:CRVB:2014:587
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellante, die sinds 12 december 2001 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had in de te beoordelen perioden geen woonplaats in de gemeente ’s-Gravenhage. Het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage had de bijstand van appellante ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij in Spanje verbleef.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de te beoordelen perioden veelvuldig pintransacties in Spanje had en dat zij bij haar bank een ander adres hanteerde dan het opgegeven adres in Nederland. Ondanks haar verklaring dat zij leed aan depressies en paniekaanvallen, heeft de Raad geoordeeld dat de onderzoeksgegevens voldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van het college. De Raad heeft geconcludeerd dat appellante haar hoofdverblijf buiten de gemeente had en dat zij geen aanspraak kon maken op bijstand.
De Raad heeft ook de beroepsgronden van appellante, waaronder de onzorgvuldigheid van het onderzoek en de bijzondere omstandigheden van haar psychische toestand, verworpen. De Raad oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot intrekking en terugvordering van de bijstand. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.