Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 20 februari 2012 ongegrond is verklaard;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaalde Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. Appellante ontving vanaf 6 augustus 2010 een Ziektewet-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat over de periode van 6 augustus 2010 tot en met 5 december 2010 een bedrag van € 935,68 dubbel is betaald. Het Uwv heeft appellante hierover in kennis gesteld en een besluit genomen tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag.
De rechtbank Groningen heeft het bezwaar van appellante tegen de terugvordering ongegrond verklaard, waarbij is overwogen dat de omvang van de betaalde bedragen van appellante had mogen verwachten dat zij navraag had gedaan bij het Uwv over de hoogte van de uitkering. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het voor haar niet duidelijk was dat zij teveel Ziektewet-uitkering ontving en dat het bedrag netto teruggevorderd had moeten worden. De Centrale Raad van Beroep heeft deze gronden van appellante niet onderschreven en bevestigd dat het Uwv terecht tot bruto terugvordering is overgegaan, aangezien terugbetaling niet meer kon plaatsvinden in hetzelfde belastingjaar als waarin de onverschuldigde betaling plaatsvond.
De Raad heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om af te zien van de terugvordering en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen in stand blijft. Tevens is het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente afgewezen, evenals de aanvraag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.