ECLI:NL:CRVB:2014:503

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
12-5073 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van teveel betaalde Ziektewet-uitkering door het Uwv

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaalde Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. Appellante ontving vanaf 6 augustus 2010 een Ziektewet-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat over de periode van 6 augustus 2010 tot en met 5 december 2010 een bedrag van € 935,68 dubbel is betaald. Het Uwv heeft appellante hierover in kennis gesteld en een besluit genomen tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag.

De rechtbank Groningen heeft het bezwaar van appellante tegen de terugvordering ongegrond verklaard, waarbij is overwogen dat de omvang van de betaalde bedragen van appellante had mogen verwachten dat zij navraag had gedaan bij het Uwv over de hoogte van de uitkering. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het voor haar niet duidelijk was dat zij teveel Ziektewet-uitkering ontving en dat het bedrag netto teruggevorderd had moeten worden. De Centrale Raad van Beroep heeft deze gronden van appellante niet onderschreven en bevestigd dat het Uwv terecht tot bruto terugvordering is overgegaan, aangezien terugbetaling niet meer kon plaatsvinden in hetzelfde belastingjaar als waarin de onverschuldigde betaling plaatsvond.

De Raad heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om af te zien van de terugvordering en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen in stand blijft. Tevens is het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente afgewezen, evenals de aanvraag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/5073 ZW
Datum uitspraak: 19 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
8 augustus 2012, 12/317 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. van Asperen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaak met nummer
12/5152 ZW, plaatsgevonden op 8 januari 2014. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong. Ter zitting is de behandeling van het hoger beroep met nummer 12/5152 ZW geschorst. Na de zitting is de behandeling van de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1. Het Uwv heeft aan appellante met ingang van 6 augustus 2010 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluiten van 29 november 2011 en 5 december 2011 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat het ziekengeld over de periode van 6 augustus 2010 tot en met 5 december 2010 dubbel is betaald en dat een bedrag van € 935,68 wordt teruggevorderd.
1.2. Bij besluit van 20 februari 2012 (bestreden besluit) is het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover thans van belang - het door appellante ingestelde beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de omvang van de betaalde bedragen maakt dat van appellante had mogen worden verwacht dat zij navraag had gedaan bij het Uwv omtrent de hoogte van deze bedragen dan wel zelf had nagerekend of de ontvangen bedragen juist waren. Op grond van artikel 33, eerste lid, van de ZW is het Uwv gehouden om de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van dringende redenen op grond waarvan het Uwv geheel of gedeeltelijk had dienen af te zien van terugvordering. De rechtbank heeft tot slot overwogen dat het Uwv terecht tot bruto terugvordering is overgegaan, nu terugbetaling niet meer kon plaatsvinden in hetzelfde belastingboekjaar als waarin de onverschuldigde betaling plaatsvond.
3.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het haar redelijkerwijs niet duidelijk hoefde te zijn dat zij over de periode van 6 augustus 2010 tot en met 5 december 2010 teveel ZW-uitkering ontving. Daarnaast is appellante van mening dat het bedrag netto teruggevorderd had moeten worden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
De gronden van appellante in hoger beroep vormen een herhaling van hetgeen door appellante in beroep bij de rechtbank is betoogd. Aangezien wordt onderschreven wat de rechtbank ten aanzien van die gronden heeft overwogen, wordt hier volstaan met te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal, voor zover het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard, worden bevestigd.
5.
Voor de gevraagde veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente bestaat geen ruimte.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 20 februari 2012 ongegrond is verklaard;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en
M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2014.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) J.C. Hoogendoorn

QH